Ik vertrouw je

Als ik wil afrekenen, kom ik erachter dat ik mijn portemonnee ben vergeten. Ik kan proberen heel stilletjes naar buiten te sneaken en het op een rennen zetten, ik kan ook het eerlijke verhaal doen. De tweede optie lijkt me de beste, want (eerlijk is eerlijk) eerlijk duurt uiteindelijk toch het langst. Niet alleen vanuit moreel oogpunt verstandig, ook als ik hier nog vaker koffie wil drinken kan ik mezelf maar beter niet neerzetten als wanbetaler.

Op naar de jongen achter de kassa. Ik leg de situatie uit. “Ik woon vlakbij, ik kan binnen een half uur terug zijn met het geld”. En dan voeg er ik er snel aan toe: “Wil je een onderpand?”. Een onderpand hoeft hij niet. “Ik vertrouw je”, zegt hij. Met een glimlach loop ik naar huis om vervolgens mét portemonnee terug te keren en mijn koffie af te rekenen.

Deze jongen had geen enkele reden om mij niet te vertrouwen en ik had geen enkele reden om zijn vertrouwen te beschamen. Zo simpel kan het zijn.

En toch is er veel wantrouwen in de wereld. Natuurlijk, sommige mensen doen gekke dingen, zijn ook niet te vertrouwen. Iedereen heeft wel eens de deksel op z’n neus gekregen. Dat is niet fijn, het tekent je.

Het is best lastig om je daar niet door te laten leiden. Ook ik merk dat ik me laat beïnvloeden. In dit geval probeerde ik zekerheid in te bouwen in de vorm van een onderpand, terwijl het op goed vertrouwen ook goed kwam.

‘Hoe kan iemand ooit bewijzen dat hij je vertrouwen waard is als je het hem niet eerst van harte schenkt?’, las ik laatst in de roman Een schitterend gebrek van Arthur Japin. Dat is hoe ik wil leven, de wereld tegemoet wil treden. Met open vizier en het volste vertrouwen.

Het is niet dat ik naïef ben, ik let echt wel op. Gek genoeg gaat dat juist beter als ik leef vanuit vertrouwen, vanuit rust. Dan is er ruimte om signalen te zien en te voelen, onderscheid te maken in wat wel en niet oké is.

Leven in vertrouwen geeft me een gevoel van vrijheid, het maakt m’n leven makkelijker. Er is ruimte om m’n energie te richten op waar het echt over gaat als ik niet steeds hoef te denken dat een ander misschien wel kwaad in de zin heeft, het helemaal fout kan gaan, angst leidend is en ik controle moet uitoefenen.

Ik heb weinig invloed op wat anderen doen, het is nauwelijks te voorkomen dat het een keer mis gaat. Als dat gebeurt, is het vroeg genoeg om me druk te maken. En ook dan komt het wel weer goed, daar vertrouw ik op.

De enige waar ik echt invloed op heb, ben ik zelf. Ik kan ervoor zorgen dat ik iemand ben die je kunt vertrouwen, die niet wegloopt en gewoon netjes haar koffie afrekent.